Wet VBAR: criteria voor beoordeling schijnzelfstandigheid onder zzp’ers bekend

wet vbar schijnzelfstandigheid

Milou Ros is werkzaam als financieel tekstschrijver. Zij schrijft teksten voor verschillende websites in de financiële dienstverlening en heeft een Bachelor Journalistiek van Hogeschool Windesheim te Zwolle behaald.

Leestijd 5 minuten 16 april 2025

Er is een nieuwe doorbraak voor de Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR): ondernemerschap blijft een volwaardig criterium bij de beoordeling van schijnzelfstandigheid. Naast andere criteria wordt nu meegenomen of iemand btw afdraagt, investeert in zijn bedrijf en nieuwe klanten werft.

Eerder dit jaar deed de Hoge Raad een uitspraak in de zaak tussen Uber en vakbond FNV. De vraag of de chauffeurs echte ondernemers of schijnzelfstandigen zijn, stond hierbij centraal. Volgens FNV waren de zelfstandige chauffeurs eigenlijk in dienst van Uber, maar profiteerden zij niet van dezelfde voordelen als de werknemers. De Hoge Raad oordeelde toen dat zzp’ers en werknemers prima dezelfde werkzaamheden kunnen doen, terwijl de een zelfstandig is en de ander niet. Hierbij is van belang of de chauffeur zich buiten zijn werk voor Uber ook gedraagt als ondernemer of niet. Die uitspraak is nu meegenomen in het wetsvoorstel voor de Wet VBAR.

Schijnzelfstandigheid tegengaan

De overheid wil schijnzelfstandigheid onder ondernemers tegengaan. Een schijnzelfstandige is iemand die als zelfstandig ondernemer een opdracht aanneemt, maar eigenlijk in loondienst werkt. Dit is een verkapt dienstverband. Je voert dan dezelfde werkzaamheden uit als de werknemers, maar profiteert niet van de voordelen die daarmee gepaard gaan, zoals de dekking door werknemersverzekeringen. De werkgever zou jou eigenlijk in loondienst moeten nemen, maar doet dat niet en betaalt zo niet de verschuldigde belastingen.

Meer weten over schijnzelfstandigheid en de gevolgen? Je leest het in deze blog.

Op dit moment wordt schijnzelfstandigheid bestreden met de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). Onder deze wet moeten ondernemers en opdrachtgevers ervoor zorgen dat duidelijk is of er sprake is van werk in loondienst of om een opdracht als ondernemer. Dit om te voorkomen dat opdrachtgevers misbruik maken van zzp’ers door hen als werknemer te behandelen maar niet de bijkomende voorwaarden te leveren. Volgens velen is deze wet echter niet duidelijk genoeg, want wat maakt dat iemand een opdrachtgever is? Daarom wordt er gewerkt aan een nieuwe wet: de Wet VBAR.

“Wij willen dat mensen weten waar ze aan toe zijn”, zegt minister Eddy van Hijum van Sociale Zaken op de website van de Rijksoverheid. “Veel zzp’ ers leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie. En die ruimte om als ondernemer te werken moet er ook gewoon zijn. Door dit wetsvoorstel willen we het duidelijker maken. Als je aangestuurd wordt in je werk en je loopt geen ondernemersrisico, dan ben je een werknemer en heb je recht op de bescherming die daarbij hoort. En als je echt zelfstandig werkt en onderneemt, dan is daar alle ruimte voor.”

Wetsvoorstel VBAR

In het eerste wetsvoorstel staan een vijftal punten aan de hand waarvan moet worden bepaald of iemand ondernemer is of niet. Zo wordt onder meer gekeken of iemand wordt aangestuurd in het werk en voor eigen risico werkt. Het ‘extern ondernemerschap’, zoals dat heet, zou daarna pas onder de loep worden genomen, maar daar komt nu verandering in.

Voor de beoordeling van een werkrelatie wordt het nu net zo belangrijk of iemand btw afdraagt, investeert in het eigen bedrijf of tijd en geld besteedt aan het werven van nieuwe klanten. Dit is in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad, die dus uitsprak dat ondernemers en werknemers prima hetzelfde werk kunnen doen zolang de ondernemer buiten dat werk om echt als ondernemer naar buiten treedt.

Hiernaast wil de overheid vastleggen dat een ondernemer bij een uurtarief van ongeveer € 33,00 of minder kan claimen dat er sprake is van werknemerschap. Dit wordt het rechtsvermoeden van werknemerschap genoemd. De opdrachtgever zelf zou in dat geval moeten aantonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Gevolgen van handhaving op schijnzelfstandigheid

Tot 2025 gold er een handhavingsmoratorium voor de Wet DBA. Dit houdt in dat niet werd gecontroleerd of bedrijven zich wel aan de regels houden. Sinds 1 januari is hier verandering in gekomen en wordt er nu gehandhaafd op deze wet. Wie zich niet aan de regels houdt, krijgt een waarschuwing en moet de bedrijfsvoering aanpassen. Als bij een tweede controle blijkt dat het bedrijf de zaken nog steeds niet op orde heeft, wordt er een naheffing opgelegd.

In een brief aan de Tweede Kamer schrijven minister Van Hijum en staatssecretaris van Financiën Tjebbe van Oostenbruggen dat ‘als gevolg van de opheffing van het handhavingsmoratorium de arbeidsmarkt in beweging is’. Dat bleek eerder ook uit eigen onderzoek van Onderneming.nl, dat concludeerde dat zzp’ers in de zorg afhaken door onduidelijkheid rondom de Wet DBA en de handhaving daarvan.

De minister en staatssecretaris geven aan dat bedrijven er actief mee bezig zijn om hun manier van werken aan te passen, zodat zzp’ers de opdrachten kunnen uitvoeren. Ook streven sommige organisaties in branche als de zorg, het onderwijs en de kinderopvang ernaar zzp’ers ervan te overtuigen in loondienst te komen werken.

Doordat er bij de handhaving van de Wet DBA op dit moment al rekening wordt gehouden met de huidige wet- en regelgeving en jurisprudentie, worden de criteria in het nieuwe wetsvoorstel al meegenomen. De Wet VBAR zou dan ook geen verdere gevolgen moeten hebben voor de handhaving op schijnzelfstandigheid. Wel wordt er gedurende het jaar nog nader onderzoek gedaan naar de gevolgen van de handhaving op schijnzelfstandigheid in het algemeen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Interessant voor jou